Zeeklas
Zes jaar oud.
Vijf dagen weg.
Op zeeklas.
Vol enthousiasme wandelen we naar het station en het afscheid dient zich met de vingers in de neus aan.
Bij het binnenrijden van de trein overvalt je echter het besef dat die trein in panne kan vallen.
'Blij naar De Panne' verandert in een lawine van 'angst voor een panne'.
Je wordt overmeesterd door tranen en geschreeuw terwijl wij op het perron
zo vertrouwensvol mogelijk hartjes met onze handen vormen.
Op de foto's die dagelijks verschijnen, zoekt mijn blik de bevestiging van een onvergetelijk en complexloos avontuur.
Ik realiseer me plots dat het niet zozeer draait om het missen, maar om het ongewisse.
Om de diepe wens dat jij zo lang mogelijk zorgenvrij door je bestaan mag wandelen.
Dat de wortels van vertrouwen steeds dieper in je basis mogen dringen
en je de grond zo goed mogelijk onder je voeten mag blijven voelen.
Ik bespeur je lach en je gelatenheid en kan niet met zekerheid benoemen of je daar nu wel of niet gedijt.
Je groeit. Je bloeit.
Je zoekt je eigen stroom.
Kijkt af en toe voorbij de rand.
En terwijl jij je grenzen steeds verlegt, verleg ik die van mij zo gegrond mogelijk met je mee.
De trein rijdt het station binnen.
Met een hartzacht verlangen kijk ik de treindeur tegemoet.
Je hart klopt op het mijne.
'Het was soms leuk en soms minder leuk.'
Welkom thuis groot kleintje.
Ik kan niet beloven dat je de volgende keer minder moet stappen.
Maar het ontbijt zal vermoedelijk wel even lekker zijn.
En jij.
En wij.
Opnieuw een pak gegroeid.